In stedelijke gebieden gedijt de taxibranche prima. Onze reporter Erna Iefkens ging op pad met Mino, een succesvolle taxichauffeur uit Rotterdam, en ging op zoek naar zijn geheim.
Een reportage van Erna Iefkens
Het is half 11 ’s ochtends als Mino komt aangescheurd. Met piepende banden komt zijn zwarte Mercedes tot stilstand. Ik stap in en zeg dat ik naar de Blaak wil. “Geen probleem, vrouwtje”, antwoordt hij. We praten wat over koetjes en kalfjes, en ik vertel hem over het verhaal dat ik wil schrijven over zijn succes. Mino vertelt me dat dat lastig wordt, want het is rustig op de weg. “Om me echt op mijn best te zien had je me het beste in de spitsuren kunnen bellen, maar ik doe mijn best voor je.”
Als ik opmerk dat we verkeerd rijden, geeft Mino geen kik. Hij begint langzamer te rijden totdat er een rij auto’s achter hem zich begint te vormen. Opeens geeft hij een ruk naar links, waardoor hij haaks op de weg komt te staan. “Even de andere rijbaan pakken, dametje.” Omdat er een colonne vrachtwagens op de betreffende rijbaan langskomt, duurt het nog wel even voordat we op de juiste weg zijn beland. Achter hem beginnen auto’s te toeteren. Hij geeft geen enkele blijk dat het hem iets kan schelen. Het was op dit moment dat ik de klasse in zijn kunnen zag. En dat al na twee minuten.
We racen inmiddels door een woonwijk. Racen, want Mino rijdt 70 kilometer per uur. Een kruispunt nadert en van rechts komt een fietser. Mino remt wat af en knalt tegen het achterwiel van de fietser aan. Een jongen van nog geen 12 valt op de grond maar is wonder boven wonder ongedeerd. “Vuile teringlijer, kijk uit je do…” roept hij als hij zich opeens bedenkt. “Oh sorry, ik zag het niet. Je bent een taxichauffeur. Mijn excuses.” Het jochie maakt een buiging en pakt zijn kapotte fiets op. Mino drukt het gaspedaal weer, we vervolgen onze reis.
“Prachtig”, zeg ik. Mijn bewondering blijft onbeantwoord, want Mino’s ogen zijn op zijn smartphone gericht, waar hij een potje Candy Crush op speelt. “Ik haal nog effe iemand anders op, mokkeltje” en met één hand aan het stuur geeft hij nu een flinke ruk naar rechts, zo de stoep op.
Zijn taxi blokkeert de voordeur van een huis, waar net een oud dametje de deur open doet. Ze ziet er niet goed uit. “Pardon meneer, ik heb me net per ongeluk in mijn slagader gesneden, ik moet naar het ziekenhuis. Kunt u misschien aan de kant?” Ik ben benieuwd wat Mino in deze situatie zal doen. Hij buigt zich over mij heen, kijkt de vrouw aan en wijst naar boven, waar zijn taxibordje staat. “Och, hemel, u heeft een taxi”, zegt de vrouw. “Geen probleem, ik bloed hier wel eventjes dood.” Ze geeft een beleefde knik en verdwijnt weer in huis. De toewijding aan zijn vak die Mino hier laat zien is ongekend.
In de tijd dat we wachten op zijn vriend Donny kan ik Mino mooi wat vragen stellen. Op de vraag wat zijn geheim toch is, heeft hij een resoluut antwoord. “Als echte taxichauffeur moet je onderscheiden van die Ubers, snap je? Zij hebben seksuele intimidatie en vieze spelletjes, ik ben gewoon een oprechte klootzak in het verkeer. Dat is mijn Unique Selling Point, weet je wel? Soms wil ik nog wel eens even iemand mishandelen, voor de totaalbeleving.” Misschien komt het wel zover.
Donny is inmiddels ingestapt. Hij ruikt naar alcohol. We rijden inmiddels de Blaak op en Donny geeft Mino een joint, die hij meteen aansteekt. “Ok moppie, we zijn er. 18 euro.” Ik geef hem 20 euro en zeg dat het goed is. ‘Twee euro fooi?’ roept Mino woest. Voor ik het weet stompt hij me in het gezicht en word ik de auto uitgetrapt. ‘Weet je waar jij eens over moet schrijven, poppetje? Over die kutfietsers die steeds door rood rijden.’ Het is het laatste wat ik van Mino hoor want hij is alweer weggescheurd.
Eén ding is wel zeker: ik heb Mino’s onnavolgbare ‘road to success’ van dichtbij mogen meemaken. Mijn gebroken oogkas zegt me dat dit een onvergetelijke ervaring is die ik nog lang bij me zal dragen.